Beginselenwet verpleging Ter beschikking gestelden (BVTG)


HOOFDSTUK VIII

VERZORGING, ACTIVITEITEN, WERKZAAMHEDEN EN ARBEID

Paragraaf 1

Verzorging en activiteiten

Artikel 40 1 De verpleegde heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven.
2 Het hoofd van de instelling draagt zorg dat in de instelling voldoende geestelijke verzorging, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de verpleegden, beschikbaar is.
3 Het hoofd van de instelling stelt de verpleegde in de gelegenheid op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen:
a. persoonlijk contact te onderhouden met de geestelijke verzorger van de godsdienst of levensovertuiging van zijn keuze, die aan de instelling is verbonden;
b. contact te onderhouden met andere dan de onder a genoemde geestelijke verzorgers volgens het bepaalde in artikel 37;
c. in de instelling te houden godsdienstige en levensbeschouwelijke bijeenkomsten van zijn keuze bij te wonen, tenzij het hoofd van de instelling dit verbiedt in verband met de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de beschikbaarheid van de geestelijke verzorging. Deze regels kunnen betrekking hebben op de verlening van geestelijke verzorging door of vanwege verschillende richtingen van godsdienst of levensovertuiging, op de organisatie en de bekostiging van de geestelijke verzorging en op de aanstelling van geestelijke verzorgers bij een instelling.

Artikel 41 1 De verpleegde heeft recht op verzorging door een aan de instelling verbonden arts.
2 De verpleegde heeft recht op raadpleging voor eigen rekening van een arts van zijn keuze.
3 Het hoofd van de instelling draagt zorg dat een aan de instelling verbonden arts:
a. regelmatig beschikbaar is voor het houden van een spreekuur;
b. op andere tijdstippen beschikbaar is, indien dit in het belang van de gezondheid van de verpleegde noodzakelijk is;
c. de verpleegden die hiervoor in aanmerking komen onderzoekt op hun geschiktheid voor deelname aan arbeid, sport of een andere gemeenschappelijke werkzaamheid of activiteit.
4 Het hoofd van de instelling draagt zorg voor:
a. de verstrekking van de door een aan de instelling verbonden arts voorgeschreven medicijnen en diëten;
b. de behandeling van de verpleegde op aanwijzing van een aan de instelling verbonden arts voor zover deze niet kan worden aangemerkt als een behandeling, bedoeld in artikel 1, onder v;
c. de overbrenging van de verpleegde naar een ziekenhuis dan wel andere instelling, indien de onder b bedoelde behandeling aldaar plaatsvindt.

Artikel 42 1 Het hoofd van de instelling draagt zorg dat aan de verpleegden voeding, noodzakelijke kleding en schoeisel worden verstrekt dan wel dat hem voldoende geldmiddelen ter beschikking worden gesteld om hierin naar behoren te voorzien.
2 De verpleegde heeft recht op het dragen van eigen kleding en schoeisel, tenzij die een gevaar kunnen opleveren voor de orde of de veiligheid in de instelling. Hij kan worden verplicht tijdens het verrichten van werkzaamheden of sport aangepaste kleding of schoeisel te dragen.
3 Het hoofd van de instelling draagt zorg dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of levensovertuiging van de verpleegden.
4 Het hoofd van de instelling draagt zorg dat de verpleegde in staat gesteld wordt het uiterlijk en de lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen.
5 In de huisregels worden regels gesteld omtrent de aankoop door verpleegden van andere gebruiksartikelen dan die welke door het hoofd van de instelling ter beschikking worden gesteld.

Artikel 43 1 Het hoofd van de instelling draagt zorg voor de sociale verzorging en hulpverlening, vorming en onderwijs, ontspannings- en sportactiviteiten voor de verpleegden, voor zover daarin niet reeds is voorzien in het verplegings- en behandelingsplan van de betrokken verpleegde.
2 Het hoofd van de instelling draagt zorg dat een bibliotheekvoorziening aanwezig is. In de huisregels worden regels gesteld omtrent het gebruik van de bibliotheek door verpleegden.
3 De verpleegde heeft recht op verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste een uur per dag.
4 Onze Minister stelt regels omtrent de voorwaarden waaronder een tegemoetkoming kan worden verleend in de kosten die voor de verpleegde aan het volgen van onderwijs en het deelnemen aan andere educatieve activiteiten voor zover hierin niet in de instelling wordt voorzien, kunnen zijn verbonden. Deze voorwaarden kunnen betreffen de aard, de duur en de kosten van deze activiteiten alsmede de vooropleiding van de verpleegde en diens vorderingen.

Artikel 44 1 De verpleegde heeft, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid te stellen beperkingen, het recht hem toebehorende voorwerpen in zijn persoonlijke verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben.
2 In de huisregels kan worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de instelling of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit bezit een gevaar kan opleveren voor:
a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling, dan wel voor zover zich dit niet verdraagt met de aansprakelijkheid van het hoofd van de instelling voor de voorwerpen.
3 Het hoofd van de instelling kan bepalen dat een verpleegde een hem toebehorend voorwerp, niet behorende tot de soorten voorwerpen, bedoeld in het tweede lid, niet in zijn persoonlijke verblijfsruimte mag plaatsen of bij zich mag hebben, indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de belangen als genoemd in het tweede lid.
4 Het hoofd van de instelling is bevoegd aan de verpleegde toebehorende voorwerpen voor diens rekening te laten onderzoeken ten einde vast te stellen of de toelating of het bezit daarvan ingevolge het bepaalde in het tweede of derde lid kan worden toegestaan dan wel is verboden.
5 Artikel 23, vijfde lid, eerste en laatste volzin is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 45 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het beheer van het eigen geld van de verpleegde, waaronder begrepen de vergoeding voor het verrichten van werkzaamheden en het arbeidsloon als bedoeld in artikel 46, tweede, onderscheidenlijk derde lid, en de besteding daarvan door verpleegden, alsmede het zak- en kleedgeld.

Paragraaf 2

Werkzaamheden en arbeid

Artikel 46 1 De verpleegde is niet verplicht binnen de instelling werkzaamheden te verrichten, behoudens:
a. voor zover dit voortvloeit uit een aan de uitbreiding van zijn bewegingsvrijheid verbonden voorwaarde als bedoeld in artikel 31, vierde lid, of
b. deze werkzaamheden van huishoudelijke aard zijn en betrekking hebben op de ruimten waar zij verblijven, de persoonlijke verblijfsruimte daaronder begrepen.
2 Voor het verrichten van werkzaamheden, met uitzondering van de in het eerste lid, onder b, omschreven werkzaamheden, heeft de verpleegde recht op een door Onze Minister vast te stellen vergoeding. Deze vergoeding wordt bij de vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet langdurige zorg buiten beschouwing gelaten.
3 De verpleegde is niet verplicht buiten de instelling arbeid te verrichten, behoudens voor zover dit voortvloeit uit een aan het verlof of het proefverlof verbonden voorwaarde als bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 51, tweede lid. Indien de verpleegde buiten de instelling arbeid verricht, blijft het door hem verdiende arbeidsloon zijn eigendom, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Wet langdurige zorg.