Beginselenwet verpleging Ter beschikking gestelden (BVTG)


HOOFDSTUK VII

CONTACT MET DE BUITENWERELD

Artikel 35 1 De verpleegde heeft, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met vijfde lid te stellen beperkingen, het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen. De hieraan verbonden kosten komen, tenzij het hoofd van de instelling anders bepaalt, voor rekening van de verpleegde.
2 Het hoofd van de instelling is bevoegd enveloppen of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor verpleegden op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. Het openen geschiedt, voor zover mogelijk, in aanwezigheid van de betrokken verpleegde. Ten aanzien van de in artikel 4, eerste lid, onder g, genoemde verpleegden geldt deze bevoegdheid slechts indien de kantonrechter van de rechtbank Den Haag hiertoe de last heeft gegeven.
3 Het hoofd van de instelling is bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de verpleegde telkens voor een periode van ten hoogste vier weken toezicht uit te oefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de volgende belangen:
a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
c. de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde;
d. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven;
e. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
4 Het toezicht, bedoeld in het derde lid, kan worden beperkt tot bepaalde personen of instanties.
5 Het hoofd van de instelling kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in het derde lid.
6 Het hoofd van de instelling draagt zorg dat de niet uitgereikte brieven of andere poststukken dan wel bijgesloten voorwerpen, hetzij worden terug gegeven aan de verpleegde of voor diens rekening worden teruggezonden aan de verzender of een ander door de verpleegde op te geven adres, hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de verpleegde worden bewaard, hetzij met toestemming van de verpleegde in diens aanwezigheid worden vernietigd, hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

Artikel 36 1 Het bepaalde in artikel 35, derde tot en met het vijfde lid, is niet van toepassing op brieven, door de verpleegde gericht aan of afkomstig van:
a. leden van het Koninklijk Huis;
b. de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal, een commissie daaruit of leden daarvan;
c. Onze Minister;
d. justitiële autoriteiten;
e. de Nationale ombudsman;
f. de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;
g. de Raad, een commissie daaruit of leden of buitengewone leden daarvan;
h. de commissie van toezicht of een beklagcommissie, of leden daarvan;
i. organen, of leden daarvan, die krachtens een wettelijk voorschrift of een in Nederland geldend verdrag:
1°. bevoegd zijn tot kennisneming van klachten of behandeling van met een klacht aangevangen zaken; dan wel
2°. zijn belast met het houden van toezicht op inrichtingen als bedoeld in hoofdstuk II;
j. diens rechtsbijstandverlener;
k. diens reclasseringswerker;
l. het bestuur, voor zover het een private instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg betreft;
m. andere door Onze Minister of het hoofd van de instelling aan te wijzen personen of instanties.
2 Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de wijze van verzending van brieven aan en door de in het eerste lid genoemde personen en instanties.

Artikel 37 1 De verpleegde heeft het recht ten minste gedurende een uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. In de huisregels worden regels gesteld omtrent het aanvragen van bezoek. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld aan instellingen met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, over de toelating en weigering van bezoek aan ter beschikking gestelden en over de toegang van personeel werkzaam bij die instelling met het oog op de veiligheid in de instelling en de naleving van de bij of krachtens de wet gegeven regels.
2 Het hoofd van de instelling kan het aantal tegelijk tot de verpleegde toe te laten personen beperken, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling.
3 Het hoofd van de instelling kan de toelating tot de verpleegde van bezoek of van een bepaalde persoon of bepaalde personen telkens voor een periode van ten hoogste vier weken weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid.
4 Het hoofd van de instelling kan bepalen dat tijdens het bezoek toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren of opnemen van het gesprek tussen een bezoeker en de verpleegde. Tevoren wordt aan de verpleegde mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht.
5 Iedere bezoeker dient zich bij binnenkomst op deugdelijke wijze te legitimeren. Het hoofd van de instelling kan bepalen dat een bezoeker aan zijn kleding wordt onderzocht op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar kunnen opleveren voor de orde of de veiligheid in de instelling. Dit onderzoek kan ook betrekking hebben op door de bezoeker meegebrachte voorwerpen. Het hoofd van de instelling is bevoegd dergelijke voorwerpen gedurende de duur van het bezoek onder zich te nemen tegen afgifte van een bewijs van ontvangst dan wel aan een opsporingsambtenaar ter hand te stellen met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
6 Het hoofd van de instelling kan het bezoek binnen de daarvoor bestemde tijd beëindigen en de bezoeker uit de instelling doen verwijderen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid.
7 De in artikel 36, eerste lid, onder g, h, en i, onder 2°, genoemde personen en instanties hebben te allen tijde toegang tot de verpleegde. De overige in dat lid genoemde personen en instanties hebben toegang tot de verpleegde op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen. Tijdens het bezoek kunnen zij zich vrijelijk met de verpleegde onderhouden, behoudens ingeval van de verpleegde een ernstig gevaar uitgaat voor de veiligheid van de bezoeker.

Artikel 38 1 De verpleegde heeft, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vijfde lid te stellen beperkingen, het recht tenminste eenmaal per week gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de instelling. In de huisregels worden de tijden en plaatsen alsmede het voor het gesprek of de gesprekken te gebruiken toestel aangewezen. De hieraan verbonden kosten komen, tenzij het hoofd van de instelling anders bepaalt, voor rekening van de verpleegde. In verband met het uitoefenen van toezicht als bedoeld in het tweede lid, kunnen telefoongesprekken worden opgenomen.
2 Het hoofd van de instelling kan bepalen dat op de door of met een verpleegde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de verpleegde een telefoongesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek. Aan de betrokkene wordt mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het opnemen van telefoongesprekken en het bewaren en verstrekken van opgenomen telefoongesprekken.
3 Het hoofd van de instelling kan het voeren van telefoongesprekken of een bepaald telefoongesprek telkens voor een periode van ten hoogste vier weken weigeren of een telefoongesprek binnen de daarvoor bestemde tijd beëindigen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid.
4 De verpleegde heeft het recht met de in artikel 36, eerste lid, genoemde personen en instanties telefoongesprekken te voeren op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen. Op deze gesprekken wordt geen ander toezicht uitgeoefend dan noodzakelijk is om de identiteit van de persoon of instantie met wie de verpleegde een telefoongesprek voert of wenst te voeren vast te stellen.

Artikel 39 1 Het hoofd van de instelling kan toestemming geven voor het voeren van een gesprek tussen de verpleegde en een vertegenwoordiger van de media, voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen:
a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling;
c. de bescherming van de openbare orde en de goede zeden;
d. de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan de verpleegde;
e. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
2 Het hoofd van de instelling kan met het oog op de bescherming van de in het eerste lid genoemde belangen aan de toegang van een vertegenwoordiger van de media tot de instelling voorwaarden verbinden. Het hoofd van de instelling is bevoegd een vertegenwoordiger van de media uit de instelling te doen verwijderen, indien hij de hem opgelegde voorwaarden niet nakomt.
3 Het hoofd van de instelling kan op het contact met een vertegenwoordiger van de media toezicht uitoefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in het tweede lid. Artikel 37, vierde lid, tweede en derde volzin, en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.