Beginselenwet verpleging Ter beschikking gestelden (BVTG)


HOOFDSTUK VI

BEWEGINGSVRIJHEID BINNEN DE INRICHTING

Artikel 31 1 De bewegingsvrijheid van verpleegden binnen de instelling kan zowel per afdeling als per verpleegde verschillen.
2 Een verpleegde heeft, behoudens in geval van toepassing van artikel 32, 34 of 49, eerste lid, onder a, het recht in totaal tenminste vier uren per dag samen met een of meer medeverpleegden door te brengen.
3 De plaatsing op en overplaatsing naar een afdeling geschieden door het hoofd van de instelling met inachtneming van de volgende belangen:
a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling;
c. de uitvoering van het verplegings- en behandelingsplan.
4 Het hoofd van de instelling kan aan de plaatsing op een afdeling, voor zover deze een uitbreiding van de bewegingsvrijheid met zich brengt, voorwaarden verbinden. Deze voorwaarden kunnen voor een verpleegde de verplichting inhouden om aan bepaalde activiteiten deel te nemen of werkzaamheden of arbeid te verrichten.

Artikel 32 1 Het hoofd van de instelling kan een verpleegde op een door Onze Minister als zodanig aangewezen afdeling voor intensieve zorg plaatsen, indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de volgende belangen:
a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling;
c. de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde.
2 Het hoofd van de instelling bepaalt telkens na ten hoogste zes maanden of voortzetting van het verblijf op de afdeling voor intensieve zorg met het oog op een belang als bedoeld in het eerste lid noodzakelijk is.
3 Een verpleegde, die op een afdeling voor intensieve zorg verblijft, heeft het recht ten minste twee maal een half uur per dag samen met een of meer medeverpleegden door te brengen.

Artikel 33 Indien de bewegingsvrijheid waarop de verpleegde op grond van de bij of krachtens deze wet gestelde regels recht heeft, niet is beperkt tot de afdeling waar hij verblijft, kan het hoofd van de instelling zodanige beperking niettemin telkens voor een periode van ten hoogste vier weken opleggen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid.

Artikel 34 1 Het hoofd van de instelling is bevoegd een verpleegde af te zonderen of te separeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid.
2 Een ononderbroken verblijf in afzondering of separatie duurt ten hoogste vier weken, behoudens verlenging overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid.
3 Het hoofd van de afdeling waar de verpleegde verblijft kan bij dringende noodzakelijkheid de beslissing tot separatie nemen voor ten hoogste vijftien uren.
4 Het hoofd van de instelling kan de afzondering of separatie telkens, met schriftelijke machtiging van Onze Minister, met ten hoogste vier weken verlengen.
5 Het hoofd van de instelling draagt zorg dat, ingeval de separatie langer dan vierentwintig uren duurt, een aan de instelling verbonden arts en de commissie van toezicht onverwijld hiervan in kennis worden gesteld.
6 Het hoofd van de instelling draagt zorg dat in geval van afzondering of separatie het nodige contact tussen personeelsleden of medewerkers en verpleegde wordt gewaarborgd en naar aard en frequentie op de situatie van de verpleegde wordt afgestemd.
7 Onze Minister stelt nadere regels omtrent de toepassing van de afzondering of separatie. Deze regels betreffen in elk geval de rechten die tijdens de afzondering of separatie aan de verpleegde toekomen.

Artikel 34a 1 Het hoofd van de instelling kan, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de verpleegde noodzakelijk is, bepalen dat de verpleegde die in afzondering of separatie verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd.
2 Alvorens hij hiertoe beslist, wint hij het advies in van de voor de behandeling verantwoordelijke psychiater onderscheidenlijk een aan de inrichting verbonden arts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint het hoofd van de instelling het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in.