Auteurswet (Aw)


Hoofdstuk V

Bijzondere bepalingen betreffende filmwerken

Artikel 45a 1 Onder filmwerk wordt verstaan een werk dat bestaat uit een reeks beelden met of zonder geluid, ongeacht de wijze van vastlegging van het werk, indien het is vastgelegd.
2 Onverminderd het in de artikelen 7 en 8 bepaalde worden als de makers van een filmwerk aangemerkt de natuurlijke personen die tot het ontstaan van het filmwerk een daartoe bestemde bijdrage van scheppend karakter hebben geleverd.
3 Producent van het filmwerk is de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de totstandbrenging van het filmwerk met het oog op de exploitatie daarvan.

Artikel 45b Indien een van de makers zijn bijdrage tot het filmwerk niet geheel tot stand wil of kan brengen, kan hij zich, tenzij schriftelijk anders overeengekomen is, niet verzetten tegen het gebruik door de producent van die bijdrage, voor zover deze reeds tot stand is gebracht, ten behoeve van de voltooiing van het filmwerk. Voor de door hem tot stand gebrachte bijdrage geldt hij als maker in de zin van artikel 45a.

Artikel 45c Het filmwerk geldt als voltooid op het tijdstip waarop het vertoningsgereed is. Tenzij schriftelijk anders overeengekomen is, beslist de producent wanneer het filmwerk vertoningsgereed is.

Artikel 45d 1 Tenzij de makers en de producent van een filmwerk schriftelijk anders zijn overeengekomen, worden de makers geacht aan de producent het recht overgedragen te hebben om vanaf het in artikel 45c bedoelde tijdstip het filmwerk te verhuren en anderszins openbaar te maken, dit te verveelvoudigen in de zin van artikel 14, er ondertitels bij aan te brengen en de teksten ervan na te synchroniseren. Het vorenstaande geldt niet ten aanzien van degene die ten behoeve van het filmwerk de muziek heeft gemaakt en degene die de bij de muziek behorende tekst heeft gemaakt. Ongeacht de wijze van overdracht is de producent aan de makers voor de overdracht van rechten en de exploitatie van het filmwerk een billijke vergoeding verschuldigd. Van het recht op een billijke vergoeding kan geen afstand worden gedaan.
2 Onverminderd het in artikel 26a bepaalde is eenieder die het filmwerk openbaar maakt als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder 6°, aan de makers van het filmwerk die deze rechten aan de producent hebben overgedragen, een proportionele billijke vergoeding verschuldigd. Bij een openbaarmaking als bedoeld in artikel 12c is enkel degene die het filmwerk uitzendt aan de makers van het filmwerk die deze rechten aan de producent hebben overgedragen, een proportionele billijke vergoeding verschuldigd. Eenieder die het filmwerk op andere wijze dan vorenbedoeld mededeelt aan het publiek, met uitzondering van de beschikbaarstelling van het filmwerk op zodanige wijze dat het filmwerk voor de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk is, is aan de hoofdregisseur en de scenarioschrijver van het filmwerk die deze rechten aan de producent heeft overgedragen, een proportionele billijke vergoeding verschuldigd. Van het recht op een proportionele billijke vergoeding kan geen afstand worden gedaan.
3 Het recht op de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt uitgeoefend door een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. Artikel 26a, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4 Degene die de in het tweede lid bedoelde vergoeding verschuldigd is, is gehouden aan de collectieve beheersorganisaties bedoeld in het derde lid de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan de kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid, de hoogte en de verdeling van de vergoeding.
5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven over de uitoefening van het recht bedoeld in het tweede lid.
6 Het recht op een proportionele billijke vergoeding bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing op een filmwerk waarvan de exploitatie als zodanig niet het doel is.
7 De artikelen 25ca, 25d en 25e zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 25c, tweede tot en met zesde lid, en artikel 25g zijn van overeenkomstige toepassing op de billijke vergoeding bedoeld in het eerste lid.

Artikel 45e Iedere maker heeft met betrekking tot het filmwerk naast de rechten, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder b, c en d, het recht
a. zijn naam op de daarvoor gebruikelijke plaats in het filmwerk te doen vermelden met vermelding van zijn hoedanigheid of zijn bijdrage aan het filmwerk;
b. te vorderen dat het onder a bedoelde gedeelte van het filmwerk mede wordt vertoond;
c. zich te verzetten tegen vermelding van zijn naam op het filmwerk, tenzij dit verzet in strijd met de redelijkheid zou zijn.

Artikel 45f De maker wordt, tenzij schriftelijk anders overeengekomen is, verondersteld tegenover de producent afstand gedaan te hebben van het recht zich te verzetten tegen wijzigingen als bedoeld in artikel 25, eerste lid onder c, in zijn bijdrage.

Artikel 45g Iedere maker behoudt, tenzij schriftelijk anders overeengekomen is, het auteursrecht op zijn bijdrage, indien deze een van het filmwerk scheidbaar werk vormt. Na het in artikel 45c bedoelde tijdstip mag iedere maker, tenzij schriftelijk anders overeengekomen is, zijn bijdrage afzonderlijk openbaar maken en verveelvoudigen, mits hij daardoor geen schade toebrengt aan de exploitatie van het filmwerk.

Artikel 45ga Indien partijen over de beschikbaarstelling voor het publiek van een filmwerk op een video-on-demanddienst geen overeenstemming kunnen bereiken, kunnen zij beroep doen op één of meer bemiddelaars. De bemiddelaars helpen de partijen bij de onderhandelingen en het sluiten van overeenkomsten. In voorkomend geval kunnen de bemiddelaars daartoe voorstellen aan partijen doen.