Auteurswet (Aw)


Hoofdstuk IV

Bijzondere bepalingen betreffende het volgrecht

Artikel 43 In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. originelen van kunstwerken:
1°. een werk van grafische of beeldende kunst, zoals afbeeldingen, collages, schilderingen, tekeningen, gravures, prenten, lithografieën, beeldhouwwerken, tapisserieën, keramische werken, glaswerk en foto’s, voor zover dit door de maker zelf is vervaardigd, of het een exemplaar betreft dat anderszins als origineel van een kunstwerk wordt beschouwd.
2°. exemplaren van werken als bedoeld in onder 1°, die door de maker zelf of op zijn gezag in een beperkte oplage zijn vervaardigd.
b. professionele kunsthandelaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn beroep of bedrijf maakt van de koop of verkoop van originelen van kunstwerken of van het als tussenpersoon tot stand brengen van koopovereenkomsten met betrekking tot originelen van kunstwerken.

Artikel 43a 1 Het volgrecht is het recht van de maker en van zijn rechtverkrijgenden krachtens erfopvolging om bij iedere verkoop van een origineel van een kunstwerk waarbij een professionele kunsthandelaar is betrokken, met uitzondering van de eerste vervreemding door de maker, een vergoeding te ontvangen.
2 Het volgrecht is niet overdraagbaar, uitgezonderd in het geval van overdracht krachtens legaat.
3 Van het volgrecht kan geen afstand worden gedaan.
4 De vergoeding bedoeld in het eerste lid is opeisbaar vanaf het tijdstip dat de koopprijs van het origineel van het kunstwerk opeisbaar is, doch uiterlijk vanaf drie maanden na het totstandkomen van de koopovereenkomst.

Artikel 43b Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, vastgesteld en kunnen regelen worden gesteld omtrent de verschuldigdheid van de vergoeding.

Artikel 43c 1 De verplichting tot betaling van de vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, rust op de bij de verkoop betrokken professionele kunsthandelaar. Indien meer dan één professionele kunsthandelaar bij een verkoop is betrokken, zijn zij hoofdelijk voor deze vergoeding aansprakelijk.
2 Een rechtsvordering tot betaling van de vergoeding bedoeld in artikel 43a, eerste lid, verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de rechthebbende zowel met de opeisbaarheid van de vergoeding als met de tot de betaling van de vergoeding verplichte persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na het tijdtip waarop de vergoeding opeisbaar is geworden.

Artikel 43d De gerechtigde op het volgrecht kan gedurende drie jaar na het tijdstip waarop de vergoeding bedoeld in artikel 43a, eerste lid, opeisbaar is geworden, van degene die verplicht is tot betaling van de vergoeding alle inlichtingen verlangen die noodzakelijk zijn om de betaling van de vergoeding veilig te stellen.

Artikel 43e 1 Het volgrecht vervalt op het tijdstip waarop het auteursrecht vervalt.
2 In afwijking van het eerste lid is bij een verkoop van een origineel van een kunstwerk tot 1 januari 2010 de vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, niet verschuldigd aan de rechtverkrijgenden van de maker krachtens erfopvolging.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kan de in het tweede lid bedoelde periode worden verlengd tot uiterlijk 1 januari 2012.

Artikel 43f Onverminderd het bepaalde in artikel 43g is dit hoofdstuk van toepassing op originelen van kunstwerken die op 1 januari 2006 in ten minste één lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 beschermd worden door de nationale wetgeving op het gebied van het auteursrecht.

Artikel 43g 1 Dit hoofdstuk is van toepassing op makers van originelen van kunstwerken die:
a. onderdaan zijn van één van de lidstaten van de Europese Unie en hun rechtverkrijgenden;
b. onderdaan zijn van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 en hun rechtverkrijgenden; of
c. hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben en hun rechtverkrijgenden.
2 Dit hoofdstuk is voorts van toepassing op makers van originelen van kunstwerken en hun rechtverkrijgenden die onderdaan zijn van een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, in de mate waarin en de duur waarvoor die staat het volgrecht erkent ten behoeve van makers van originelen van kunstwerken uit de lidstaten van de Europese Unie en de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 en hun rechtverkrijgenden.