Algemene wet Bestuursrecht (Awb)


Hoofdstuk 8

Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter

Titel 8.2

Behandeling van het beroep in eerste aanleg

Afdeling 8.2.1

Griffierecht

Artikel 8:41 1 Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
2 Het griffierecht bedraagt:
a. € 51 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht,
b. € 187 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een ander besluit,
c. € 371 indien anders dan door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld.
3 Indien het een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten dan wel van twee of meer indieners tegen hetzelfde besluit betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. Dit griffierecht is gelijk aan het hoogste van de bedragen die bij toepassing van het tweede lid verschuldigd zouden zijn geweest.
4 De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
5 Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
6 Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
7 Indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, vergoedt het bestuursorgaan aan de indiener het door deze betaalde griffierecht.
8 In andere gevallen kan het bestuursorgaan, indien het beroep wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.