Algemene wet Bestuursrecht (Awb)


Hoofdstuk 10

Bepalingen over bestuursorganen

Titel 10.1

Mandaat, delegatie en attributie

Afdeling 10.1.2

Delegatie

Artikel 10:13 Onder delegatie wordt verstaan: het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

Artikel 10:14 Delegatie geschiedt niet aan ondergeschikten.

Artikel 10:15 Delegatie geschiedt slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.

Artikel 10:16 1 Het bestuursorgaan kan ter zake van de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid uitsluitend beleidsregels geven.
2 Degene aan wie de bevoegdheid is gedelegeerd, verschaft het bestuursorgaan op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.

Artikel 10:17 Het bestuursorgaan kan de gedelegeerde bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen.

Artikel 10:18 Het bestuursorgaan kan het delegatiebesluit te allen tijde intrekken.

Artikel 10:19 Een besluit dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen, vermeldt het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan.

Artikel 10:20 1 Op de overdracht door een bestuursorgaan van een bevoegdheid van een ander bestuursorgaan tot het nemen van besluiten aan een derde is deze afdeling, met uitzondering van artikel 10:16, van overeenkomstige toepassing.
2 Bij wettelijk voorschrift of bij het besluit tot overdracht kan worden bepaald dat het bestuursorgaan wiens bevoegdheid is overgedragen beleidsregels over de uitoefening van die bevoegdheid kan geven.
3 Degene aan wie de bevoegdheid is overgedragen, verschaft het overdragende en het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan op hun verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.

Artikel 10:21 Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan zijn bevoegdheid tot het verrichten van andere handelingen dan besluiten overdraagt aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent, met dien verstande dat artikel 10:19 van overeenkomstige toepassing is voor zover de aard van de handeling zich daartegen niet verzet.