Advocatenwet (Advw)


§ 3a

Toezicht

Artikel 45a 1 De deken van de orde in het arrondissement is belast met het toezicht op de naleving door advocaten die kantoor houden in dat arrondissement van het bepaalde bij of krachtens deze wet met inbegrip van toezicht op de zorg die zij als advocaten behoren te betrachten ten opzichte van degenen wiens belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, inbreuken op verordeningen van de Nederlandse orde van advocaten en enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
2 Ten behoeve van het houden van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, zijn de advocaat, zijn medewerkers en personeel, alsmede andere personen die bij de beroepsuitoefening betrokken zijn, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 11a. In dat geval geldt voor de deken alsmede voor de door hem ten behoeve van de uitoefening van het toezicht ingeschakelde medewerkers, personeel en andere personen een geheimhoudingsplicht, gelijk aan die bedoeld in artikel 11a.

Artikel 45b De deken van de algemene raad kan aan de deken van de orde in het arrondissement, gehoord de overige leden van het college van toezicht, aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 45a, eerste lid, en artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

Artikel 45c 1 Het hof van discipline schorst op verzoek van het college van toezicht een deken in de taakuitoefening de artikelen 45a, eerste lid, 46c, en artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, indien en voor zolang:
a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;
b. hij bij nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; of
c. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld.
2 Het hof van discipline kan op verzoek van het college een deken schorsen in de taakuitoefening de artikelen 45a, eerste lid, 46c, en artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, indien:
a. tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf is ingesteld; of
b. er een ander ernstig vermoeden is voor het bestaan van feiten of omstandigheden die tot ontslag zouden kunnen leiden.
3 Het hof van discipline beëindigt desgevraagd of ambtshalve een schorsing als bedoeld in het eerste of tweede lid, wanneer de grond hiervoor is vervallen.
4 Het hof van discipline ontheft op verzoek van het college een deken van de taakuitoefening de artikelen 45a, eerste lid, 46c, en artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, indien:
a. de deken bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; of
b. de deken bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld.
5 Tegen een beslissing van het hof van discipline op grond van dit artikel kan door een belanghebbende overeenkomstig artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
6 Ingeval het hof van discipline toepassing geeft aan het eerste tot en met vierde lid, wordt de taakuitoefening de artikelen 45a, eerste lid, 46c, en artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, waargenomen door het in artikel 23, eerste lid, bedoelde lid van de raad van de orde in het arrondissement.

Artikel 45d 1 Het college van toezicht kan de jaarlijkse vergadering van de orde, bedoeld in artikel 22, tweede lid, schriftelijk verzoeken de deken van de orde in het arrondissement te ontslaan en in zijn plaats een andere deken te kiezen, wegens tekortschieten in de taakuitoefening de artikelen 45a, eerste lid, 46c, of artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de functie dan wel andere zwaarwegende in de persoon van betrokkene gelegen redenen.
2 Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gericht tot het in artikel 23, eerste lid, bedoelde lid van de raad van de orde in het arrondissement. De jaarlijkse vergadering van de orde in het arrondissement komt binnen zes weken na indiening van het verzoek bijeen om op het verzoek te beslissen.

Artikel 45e 1 Het college van toezicht stelt een jaarrekening en een begroting vast, welke de goedkeuring behoeven van Onze Minister voor Rechtsbescherming, gehoord de algemene raad.
2 Op de beslissing omtrent de goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, is afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
3 Bij de toepassing van het eerste lid maakt de deken geen deel uit van de algemene raad.

Artikel 45f 1 Het college van toezicht stelt jaarlijks een werkplan vast, alsmede een verslag van werkzaamheden, waarin in ieder geval het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen jaar worden neergelegd.
2 Het werkplan en het verslag worden toegezonden aan Onze Minister voor Rechtsbescherming, de algemene raad, het college van afgevaardigden en de raden van de orden in de arrondissementen, en worden voorts algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel 45g 1 De deken kan voor de overtreding van het bepaalde bij of krachtens een verordening als bedoeld in de artikelen 9b, zevende lid, 9c, tweede lid, en 28, tweede lid, onderdelen a tot en met d, een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom opleggen.
2 De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste een bedrag van de geldboete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
3 Een bestuurlijke boete wordt niet opgelegd indien tegen de advocaat jegens dezelfde gedraging een klacht is ingediend op grond van artikel 46c.
4 Het bedrag van de opgelegde bestuurlijke boete en de verbeurde last onder dwangsom komt ten bate aan de Nederlandse orde van advocaten.

Artikel 45h Het college van toezicht stelt beleidsregels vast voor de uitoefening van de taken ingevolge artikel 45a, eerste lid, en artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, en 46c.

Artikel 45i 1 Het college van toezicht ziet toe op de werking van het toezicht, bedoeld in artikel 45a, eerste lid, en artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de klachtbehandeling door de deken ingevolge artikel 46c.
2 De deken van de orde in het arrondissement verstrekt aan het college alle informatie die deze redelijkerwijs nodig heeft voor de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde taak.