Artikel 3:10 1 Een recht op uitkering als bedoeld in de artikelen 3:7, eerste lid, en 3:8, eerste en vijfde lid, komt mede toe aan de vrouw wier bevalling waarschijnlijk is onderscheidenlijk plaatsvindt, binnen een periode van tien weken na het tijdstip dat zij niet langer werknemer of gelijkgestelde is als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid.
2 Een recht op uitkering als bedoeld in de artikelen 3:7, tweede lid, en 3:9, eerste lid, komt mede toe aan de persoon die, op de eerste dag dat een kind feitelijk ter adoptie is opgenomen, korter dan tien weken geen werknemer of gelijkgestelde meer is als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid.
3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de persoon die een pleegkind opneemt als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, onder d.
4 Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing indien het een gelijkgestelde betreft als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-01-2017 | wijziging | Stb 2016 471 (pdf) | 34528 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-2015 | wijziging | Stb 2014 565 (pdf) | 32855 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-2002 | wijziging | Stb 2001 692 (pdf) | 27897 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-12-2001 | nieuwe-regeling | Stb 2001 567 (pdf) | 27207 | MvT (web) MvT (pdf) |