Uitvoeringswet grondkamers (Uw gk)


Hoofdstuk 1

Samenstelling en werkwijze van de grondkamers en van de centrale grondkamer

Artikel 1 Er zijn grondkamers, waarvan het rechtsgebied en de standplaats door Ons worden aangewezen.

Artikel 1a Op de grondkamers is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing, met uitzondering van de artikelen 12, 14, 21 en 22.

Artikel 2 1 De grondkamer bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste twaalf leden. Zij wordt bijgestaan door een secretaris.
2 Er kunnen een plaatsvervangende voorzitter, plaatsvervangende leden en een of meer plaatsvervangende secretarissen worden benoemd.
3 Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter of van de plaatsvervangende voorzitter treedt het oudste lid als waarnemend voorzitter op.

Artikel 3 1 Wij benoemen en ontslaan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de secretaris alsmede de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretarissen.
2 De leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor de tijd van vijf jaren. Zij zijn bij hun aftreden opnieuw benoembaar. Op eigen verzoek kunnen zij door Ons worden ontslagen.
3 Voor de benoeming van een lid of van een plaatsvervangend lid maakt de grondkamer een aanbeveling op.
4 Bij de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden dragen Wij zorg, dat in de grondkamer het belang van de pachters, noch dat van de verpachters overheerst.
5 De in het eerste lid bedoelde personen worden voor de aanvang hunner bediening beëdigd.
6 Bij het bereiken van de ouderdom van zeventig jaren wordt aan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden en plaatsvervangende leden ontslag verleend met ingang van de eerstvolgende maand.

Artikel 4 1 Voor benoeming tot secretaris of plaatsvervangende secretaris komt in aanmerking degene:
a. aan wie door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
b. die aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten.

Artikel 5 1 Onverminderd hetgeen elders is bepaald, worden de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen ontslagen:
a. bij gebleken ongeschiktheid door ouderdom of door aanhoudende lichamelijke of psychische aandoeningen;
b. wanneer zij onder curatele zijn gesteld.
2 Onverminderd hetgeen elders is bepaald, kunnen de in het vorige lid genoemde personen worden ontslagen:
a. bij overtreding van de artikelen 6 en 7;
b. wanneer zij in staat van faillissement zijn verklaard, ten aanzien van hen de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, zij surséance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld.
3 Alvorens het ontslag op grond van het in de voorgaande leden bepaalde wordt verleend, wordt de betrokkene gehoord.
4 Wanneer zich een van de omstandigheden voordoet, als bedoeld in het tweede lid, zijn Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bevoegd de betrokkene in de uitoefening van zijn ambt terstond te schorsen. De schorsing mag een termijn van drie maanden niet overschrijden. Op deze termijn is de Algemene termijnenwet niet van toepassing.
5 Wanneer tijdens de in het vierde lid bedoelde schorsing het besluit tot ontslag wordt genomen, blijft de schorsing van kracht tot het tijdstip, waarop het ontslag ingaat.

Artikel 6 1 De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen zijn verplicht het geheim te bewaren omtrent hetgeen hun als zodanig bekend wordt.
2 Zij mogen zich noch direct, noch indirect in enig bijzonder onderhoud of gesprek inlaten met partijen of hun raadslieden, noch enige bijzondere onderrichting, memorie of schrifturen aannemen over enige aangelegenheid, welke aanhangig is of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze aanhangig zal worden bij de grondkamer, waartoe zij behoren.

Artikel 7 1 Het is de voorzitter en de secretaris verboden zich te belasten met de consultatie omtrent en de verdediging van zaken, welke bij enige grondkamer of pachtkamer, bij de Centrale Grondkamer of bij de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangig zijn, of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze daarbij aanhangig zullen worden.
2 Het is de plaatsvervangende voorzitter, de plaatsvervangende secretaris, de leden en de plaatsvervangende leden verboden zich te belasten met de consultatie omtrent en de verdediging van zaken, welke aanhangig zijn of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze aanhangig zullen worden bij de grondkamer, waartoe zij behoren, of bij de Centrale Grondkamer, in het laatste geval voor zover het betreft zaken, aan de behandeling waarvan zij in de grondkamer hebben deelgenomen.

Artikel 8 1 De grondkamer houdt zitting en beslist met de voorzitter en twee leden.
2 Beschikkingen van de grondkamer, genomen met een ander aantal personen dan in het vorige lid is vermeld, zijn nietig.

Artikel 9 1 De voorzitter en de secretaris genieten een bezoldiging, die bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Zij genieten voorts een vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
2 De plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretarissen genieten een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel 10 Er is een Centrale Grondkamer, gevestigd te Arnhem.

Artikel 11 De tot de rechterlijke macht behorende leden, de deskundige leden en de plaatsvervangende deskundige leden van de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zijn van rechtswege tevens lid, onderscheidenlijk plaatsvervangend lid, van de Centrale Grondkamer.

Artikel 12 1 Wij benoemen en ontslaan de griffier van de Centrale Grondkamer.
2 Wij kunnen een of meer plaatsvervangende griffiers benoemen.
3 De griffier voldoet aan de vereisten tot benoembaarheid tot rechterlijke ambtenaar, gesteld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Artikel 13 1 De Centrale Grondkamer houdt zitting en beslist met drie tot de rechterlijke macht behorende leden en twee niet tot de rechterlijke macht behorende deskundige leden.
2 Een van de tot de rechterlijke macht behorende leden treedt op als voorzitter.
3 Beschikkingen van de Centrale Grondkamer, genomen met een ander aantal personen dan in het eerste lid is vermeld, zijn nietig.

Artikel 14 De artikelen 6 en 7 vinden ten aanzien van de leden, de plaatsvervangende leden, de griffier en de plaatsvervangende griffier van de Centrale Grondkamer overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 1 De griffier geniet een bezoldiging, die bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Hij geniet voorts een vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
2 De leden, de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende griffier van de Centrale Grondkamer genieten een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel 16 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven ter uitvoering van dit hoofdstuk alsmede omtrent de werkwijze van de grondkamers en de Centrale Grondkamer.