Provinciewet (PW)


Titel III

De bevoegdheid van het provinciebestuur

Hoofdstuk VIII

Algemene bepalingen

§ 1

Inleidende bepalingen

Artikel 105 1 De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de provincie wordt aan het provinciebestuur overgelaten.
2 Regeling en bestuur kunnen van het provinciebestuur worden gevorderd bij of krachtens een andere dan deze wet ter verzekering van de uitvoering daarvan, met dien verstande dat het geven van aanwijzingen aan het provinciebestuur en het aan het provinciebestuur opleggen of in zijn plaats vaststellen van beslissingen, slechts kan geschieden indien de bevoegdheid daartoe bij de wet is toegekend.
3 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 108, vijfde lid, en 117, vierde lid, worden de kosten verbonden aan de uitvoering van het tweede lid voor zover zij ten laste van de betrokken provincies blijven, door het Rijk aan hen vergoed.

Artikel 106 Bij of krachtens de wet kan zo nodig onderscheid worden gemaakt tussen provincies.

Artikel 107 1 Het provinciebestuur kan bevoegdheden van regeling en bestuur, gevorderd bij of krachtens een andere dan deze wet, voor het gebied van een of meer gemeenten of waterschappen overdragen aan de besturen van die gemeenten of waterschappen voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die besturen daarmee instemmen.
2 Een besluit als bedoeld in het eerste lid regelt de gevolgen van intrekking van het besluit.
3 Het ontwerp van een besluit als bedoeld in het eerste lid behoeft de instemming van provinciale staten en van de raden van de betrokken gemeenten onderscheidenlijk de algemene besturen van de betrokken waterschappen.
4 Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt binnen een week toegezonden aan Onze Minister wie het aangaat.
5 Ten aanzien van de bekendmaking van een besluit als bedoeld in het eerste lid is artikel 19 van de Bekendmakingswet van overeenkomstige toepassing.
6 De voorschriften met betrekking tot de bevoegdheid van het provinciebestuur, de uitoefening daarvan en het toezicht daarop, uitgezonderd die met betrekking tot vergaderingen, zijn ten aanzien van de ingevolge het eerste lid overgedragen bevoegdheden van overeenkomstige toepassing.
7 Het provinciebestuur oefent geen toezicht uit en geeft geen voorschriften met betrekking tot de uitoefening van de ingevolge het eerste lid overgedragen bevoegdheden.
8 Indien het verzoek van een gemeentebestuur of bestuur van een waterschap tot het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt afgewezen, wordt die afwijzing door het provinciebestuur met redenen omkleed.

Artikel 108 1 In dit artikel wordt verstaan onder:
a. plan: een beslissing die een samenhangend geheel van op elkaar afgestemde keuzes bevat omtrent door het provinciebestuur te nemen besluiten of te verrichten andere handelingen, ten einde een of meer doelstellingen te bereiken;
b. beleidsverslag: een schriftelijke rapportage betreffende het door het provinciebestuur gevoerde beleid op een of meer beleidsterreinen dan wel op onderdelen daarvan en de samenhang daarbinnen of daartussen.
2 Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag en het ter voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure kan vanwege het Rijk van het provinciebestuur slechts worden gevorderd in bij de wet te bepalen gevallen.
3 Een verplichting als bedoeld in het tweede lid geldt voor ten hoogste vier jaren tenzij de wet anders bepaalt.
4 Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag en het ter voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure kan vanwege het Rijk in andere dan bij de wet bepaalde gevallen voor een termijn van ten hoogste vier jaar van het provinciebestuur worden gevraagd als onderdeel van de regeling van een tijdelijke specifieke uitkering als bedoeld in artikel 17 van de Financiële-verhoudingswet.
5 Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag en het ter voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure wordt van een provinciebestuur niet gevorderd of gevraagd, dan nadat is aangegeven hoe de financiële gevolgen ervan voor de provincie worden gecompenseerd.
6 Dit artikel is niet van toepassing op de begroting, bedoeld in artikel 193, en op de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 201.

Artikel 109 1 Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag als bedoeld in artikel 108 en het ter voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure wordt alleen gevorderd, indien:
a. dit noodzakelijk is uit een oogpunt van afstemming tussen provinciaal beleid en het beleid van het Rijk, of
b. de ontwikkeling van beleid op een nieuw beleidsterrein dit noodzakelijk maakt.
2 Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag als bedoeld in artikel 108 en het ter voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure wordt niet gevorderd, indien:
a. het provinciebestuur daardoor ontoelaatbaar beperkt wordt in zijn inhoudelijke of financiële beleidsruimte;
b. de bestuurslasten niet in redelijke verhouding staan tot de te verwachten baten of een aanzienlijk beslag leggen op de voor het betrokken beleidsterrein beschikbare middelen;
c. integratie met een bestaand plan of een bestaand beleidsverslag dan wel met de begroting, bedoeld in artikel 193, of de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 201, mogelijk is;
d. het bevorderen van de samenhang in het provinciaal beleid door onderlinge afstemming van onderdelen daarvan onmogelijk wordt;
e. het uitsluitend dient tot het verkrijgen van informatie.
3 Indien in een voorstel van wet tot invoering of wijziging van bepalingen waarbij het vaststellen van een plan of een beleidsverslag als bedoeld in artikel 108 en het ter voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure wordt gevorderd, wordt afgeweken van het bepaalde bij of krachtens artikel 108 en dit artikel, wordt die afwijking gemotiveerd in de bij het voorstel behorende toelichting.

§ 2

Verhouding tot het Rijk

Artikel 110 Onze Minister wie het aangaat doet gedeputeerde staten desgevraagd mededeling van zijn standpunten en voornemens met betrekking tot aangelegenheden die voor de provincie van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

Artikel 111 Onze Minister wie het aangaat biedt gedeputeerde staten desgevraagd de gelegenheid tot het plegen van overleg met betrekking tot aangelegenheden die voor de provincie van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

Artikel 112 1 Onze Minister wie het aangaat stelt de betrokken gedeputeerde staten of een instantie die voor hen representatief kan worden geacht, zo nodig binnen een te stellen termijn, in de gelegenheid hun oordeel te geven omtrent voorstellen van wet, ontwerpen van algemene maatregel van bestuur, of ontwerpen van ministeriële regeling waarbij:
a. van de provinciebesturen regeling of bestuur wordt gevorderd,
b. in betekenende mate wijziging wordt gebracht in de taken en bevoegdheden van de provinciale besturen, of
c. de financiën van de provincies in betekenende mate zijn betrokken.
2 Voorstellen als bedoeld in het eerste lid bevatten in de bijbehorende toelichting een weergave van de gevolgen voor de inrichting en werking van de provincies en een weergave van het in het eerste lid bedoelde oordeel van de betrokken gedeputeerde staten of representatieve instantie.
3 Onze Minister wie het aangaat is niet verplicht vooraf het in het eerste lid bedoelde oordeel in te winnen indien zulks ten gevolge van dringende omstandigheden niet mogelijk is. In dat geval wordt het oordeel zo spoedig mogelijk ingewonnen en openbaar gemaakt.

Artikel 113 1 Een wet waarbij van provinciebesturen regeling of bestuur wordt gevorderd of waarbij in betekenende mate wijziging wordt gebracht in taken en bevoegdheden van provinciebesturen, wijkt van het bepaalde in deze wet niet af dan wanneer dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
2 Het voorstel voor een wet als bedoeld in het eerste lid bevat in de bijbehorende toelichting de gronden voor de voorgestelde afwijking.

Artikel 114 1 Onze Minister is belast met de coördinatie van het rijksbeleid dat de provincies raakt. Hij bevordert voorts de beleidsvrijheid van het provinciebestuur.
2 Over maatregelen en voornemens die van betekenis zijn voor het rijksbeleid inzake de provincies treden Onze Ministers onder wier verantwoordelijkheid die maatregelen en voornemens tot stand komen in een vroegtijdig stadium in overleg met Onze Minister.
3 Onze Minister maakt bedenkingen kenbaar tegen een maatregel of een voornemen voor zover hem die maatregel of dat voornemen met het oog op het door de regering gevoerde decentralisatiebeleid niet toelaatbaar voorkomt.

Artikel 115 1 Onze Minister bevordert de decentralisatie ten behoeve van de provincies.
2 Onverminderd artikel 117, tweede lid, van de Gemeentewet, worden voorstellen van maatregelen waarbij bepaalde aangelegenheden tot rijksbeleid worden gerekend slechts gedaan indien het onderwerp van zorg niet op doelmatige en doeltreffende wijze door de provinciebesturen kan worden behartigd.

Artikel 116 Over al hetgeen de provincie betreft dienen gedeputeerde staten Onze Ministers desgevraagd van bericht en raad, tenzij dit uitdrukkelijk van de commissaris van de Koning wordt verlangd.

Artikel 117 1 Bij de wet of krachtens de wet bij algemene maatregel van bestuur worden de gevallen geregeld waarin gedeputeerde staten verplicht zijn tot het verstrekken van systematische informatie aan Onze Minister wie het aangaat. Daarbij kan worden bepaald dat bij ministeriële regeling nadere voorschriften worden gegeven ten behoeve van de toepassing van de wet of de algemene maatregel van bestuur.
2 Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, na overleg met Onze Minister, kan worden bepaald dat in die maatregel te omschrijven gegevens ten behoeve van statistische doeleinden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek worden verstrekt.
3 Omtrent de in het eerste en tweede lid bedoelde verstrekking van informatie en de inwinning daarvan worden bij algemene maatregel van bestuur nadere algemene regels gesteld.
4 Omtrent de in het eerste en tweede lid bedoelde verstrekking van informatie en de inwinning daarvan, alsmede omtrent de verstrekking en inwinning van incidentele informatie, wordt, voorzover dat niet bij wet geschiedt, bij algemene maatregel van bestuur aangegeven hoe de financiële gevolgen van de verplichting tot informatieverstrekking worden gecompenseerd.
5 De voordrachten voor de algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in het derde en het vierde lid, worden gedaan door Onze Minister.

Artikel 118 De bevoegdheid tot het maken van provinciale verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten of algemene maatregelen van bestuur is voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten en algemene maatregelen van bestuur niet in strijd zijn.

Artikel 119 De bepalingen van provinciale verordeningen in wier onderwerp door een wet of een algemene maatregel van bestuur wordt voorzien, zijn van rechtswege vervallen.

§ 3

Bijzondere voorzieningen

Artikel 120 1 Wanneer aan een bestuurscommissie bevoegdheden van provinciale staten zijn overgedragen en de commissie een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, voorzien provinciale staten daarin.
2 Wanneer aan een bestuurscommissie bevoegdheden van gedeputeerde staten zijn overgedragen en de commissie een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, voorzien gedeputeerde staten daarin.

Artikel 121 1 Wanneer provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren nemen dan wel een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde handeling niet of niet naar behoren verrichten, of anderszins een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengen, besluit Onze Minister wie het aangaat daarin namens provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning te voorzien ten laste van de provincie.
2 Spoedeisende gevallen uitgezonderd, voert Onze Minister wie het aangaat het besluit tot indeplaatsstelling niet uit dan nadat een in het besluit genoemde termijn is verstreken, waarbinnen provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning de gelegenheid hebben alsnog zelf te voorzien in hetgeen het besluit vordert. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat Onze Minister wie het aangaat de beslissing om over te gaan tot indeplaatsstelling niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt hij alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking.
3 Indien het besluit tot indeplaatsstelling een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderd resultaat betreft dat niet tijdig tot stand zal worden gebracht, geeft Onze Minister wie het aangaat in het besluit aan welke beslissingen, handelingen of resultaten moeten zijn genomen, verricht of tot stand gebracht binnen de in het tweede lid bedoelde termijn. Onze Minister wie het aangaat kan voor verschillende beslissingen, handelingen of resultaten een verschillende termijn stellen. Indien provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning niet binnen die termijn hebben voorzien in hetgeen het besluit van hen vordert, voorziet Onze Minister wie het aangaat verder in het tot stand brengen van het gevorderde resultaat.
4 Van een besluit tot indeplaatsstelling, alsmede van het voornemen tot het nemen van een dergelijk besluit, wordt mededeling gedaan in het provinciaal blad. Een afschrift van het besluit en van het voornemen wordt gezonden aan Onze Minister en provinciale staten.
5 Indien meer dan één van Onze Ministers overwegen ten aanzien van dezelfde provincie in met elkaar samenhangende beslissingen, handelingen of resultaten toepassing te geven aan het eerste lid, kunnen zij hun bevoegdheden op grond van dit artikel aan een van hen overdragen.

Artikel 121a 1 Bij de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling, beschikt Onze Minister wie het aangaat over de bevoegdheden waarover provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning bij of krachtens deze wet en de andere wet, bedoeld in artikel 121, eerste lid beschikken. In afwijking van artikel 176, eerste lid, vertegenwoordigt Onze Minister wie het aangaat de provincie zonodig in en buiten rechte.
2 Voor zover het provinciebestuur, had hij de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, zelf uitgeoefend, de kosten van de uitvoering in rekening kan brengen bij derden, heeft hij bij die derden verhaal voor de door Onze Minister wie het aangaat ten laste van de provincie gebrachte kosten. Het provinciebestuur kan het bedrag invorderen bij dwangbevel.

Artikel 121b Onze Minister wie het aangaat kan een besluit tot indeplaatsstelling intrekken, indien provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning voldoende aannemelijk maken dat zij zonder voorbehoud zullen voorzien in hetgeen het besluit van hen vordert.

Artikel 121c Onze Minister wie het aangaat kan ambtenaren aanwijzen ten behoeve van het toezicht op de uitvoering van de aan het provinciebestuur bij of krachtens andere wet dan deze opgedragen taken. Deze ambtenaren beschikken over de bevoegdheden van de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13 en 5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 121d 1 Indien Onze Minister wie het aangaat bij de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling namens provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning een besluit neemt, kan voor de toepassing van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar worden gemaakt bij Onze Minister wie het aangaat. Onze Minister wie het aangaat beslist op het bezwaar.
2 Onze Minister wie het aangaat is de verwerende partij inzake een beroep tegen een namens provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning genomen besluit als bedoeld in het eerste lid.
3 Het provinciebestuur kan geen beroep instellen tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 121e 1 Het provinciebestuur werkt mee met de uitvoering van een besluit tot indeplaatsstelling. Onze Minister wie het aangaat kan ter zake van de uitvoering van het besluit aanwijzingen geven. Het provinciebestuur stelt op eerste vordering van Onze Minister wie het aangaat de voor de uitvoering van het besluit benodigde provincieambtenaren ter beschikking en verschaft op eerste vordering van Onze Minister wie het aangaat alle informatie die nodig is voor de uitvoering van het besluit tot indeplaatsstelling.
2 Onze Minister wie het aangaat kan ambtenaren aanwijzen die ten behoeve van de uitvoering van een besluit tot indeplaatsstelling beschikken over de bevoegdheden van de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13 en 5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. Het provinciebestuur verschaft de aangewezen ambtenaren desgevraagd de faciliteiten die zij nodig hebben.

Artikel 121f Bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister, kunnen regels worden gesteld over de verstrekking van systematische informatie aan Onze Minister wie het aangaat, betreffende de uitvoering door het provinciebestuur van de andere wet, bedoeld in artikel 121, eerste lid. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing.

Artikel 121g Vervallen

§ 4

Bestuursdwang

Artikel 122 1 Het provinciebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
2 De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door gedeputeerde staten, indien de last dient tot handhaving van regels welke het provinciebestuur uitvoert.
3 De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de commissaris van de Koning, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
4 Een bestuurscommissie waaraan bevoegdheden van provinciale staten of gedeputeerde staten zijn overgedragen, bezit de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van een woning slechts indien ook die bevoegdheid uitdrukkelijk is overgedragen.

Artikel 123 Vervallen

Artikel 124 Vervallen

Artikel 125 Vervallen

Artikel 126 Vervallen

Artikel 127 Vervallen

Artikel 128 Vervallen

Artikel 129 Vervallen

Artikel 130 Vervallen

Artikel 131 Vervallen

Artikel 132 Vervallen

Artikel 133 Vervallen

Artikel 134 Vervallen

Artikel 135 Vervallen

§ 5

Bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden

Artikel 136 Vervallen

Artikel 137 Vervallen

Artikel 138 Vervallen

Artikel 139 Vervallen

Artikel 140 Vervallen

§ 6

Termijnen

Artikel 141 Op termijnen gesteld in een provinciale verordening zijn de artikelen 1 tot en met 4 van de Algemene Termijnenwet van overeenkomstige toepassing, tenzij in de verordening anders is bepaald.

Artikel 142 Vervallen