Burgerlijk Wetboek Boek 1 (BW)
Boek 1
Personen- en familierecht
Titel 14Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 6Voogdij
§ 4Voogdij van rechtspersonen
Artikel 302 1 De rechter kan de voogdij opdragen aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.2 Onverminderd diens bevoegdheid een natuurlijke persoon tot voogd te benoemen, kan de rechter de voogdij over een minderjarige door of voor wie een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is ingediend, en in verband daarmee in Nederland verblijft, alsmede over door Onze Minister van Justitie aan te wijzen categorieën andere minderjarigen, uitsluitend opdragen aan een daartoe door Onze Minister van Justitie aanvaarde rechtspersoon.
3 Onze Minister van Justitie kan voorwaarden stellen bij of voorschriften verbinden aan de aanvaarding, bedoeld in het tweede lid, en de rechtspersoon voor een bepaalde tijd aanvaarden.
4 Op een rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid, zijn de artikelen 303, 304, 305 en 328 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 303 Voor zover de wet niet anders bepaalt, heeft de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die met de voogdij is belast, dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als andere voogden.
Artikel 304 1 Met de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet zijn de bestuurders hoofdelijk en persoonlijk aansprakelijk voor iedere schade, die te wijten is aan een niet-behoorlijke uitoefening van de voogdij.
2 Iedere bestuurder zal zich echter van zijn aansprakelijkheid kunnen bevrijden door te bewijzen, dat hij geen schuld heeft aan de schade.
Artikel 305 Vervallen
Artikel 306 1 Zonder toestemming van de rechtbank mag een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet een hem toevertrouwde minderjarige niet buiten Nederland plaatsen.
2 De rechter verleent deze toestemming slechts, indien hij de plaatsing voor de minderjarige wenselijk acht.
Artikel 306a De zesde afdeling van deze titel is niet van toepassing op de uitoefening van de voorlopige voogdij als bedoeld in de artikelen 241, 268 en 331.
Artikel 307 Vervallen
Artikel 308 Vervallen
Artikel 309 Vervallen
Artikel 310 Vervallen
Artikel 311 Vervallen
Artikel 312 Vervallen
Artikel 313 Vervallen
Artikel 314 Vervallen
Artikel 315 Vervallen
Artikel 316 Vervallen
Artikel 317 Vervallen
Artikel 318 Vervallen
Artikel 319 Vervallen