Alcoholwet


§ 3a

Gemeentelijke verordenende bevoegdheid

Artikel 25a 1 Bij gemeentelijke verordening kan het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank in inrichtingen worden verboden of aan beperkingen worden onderworpen.
2 Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat:
a. het verbod slechts geldt voor inrichtingen van een bij die verordening aangewezen aard, in bij die verordening aangewezen delen van de gemeente of voor een bij die verordening aangewezen tijdsruimte;
b. de burgemeester volgens bij die verordening te stellen regels voorschriften aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 kan verbinden en de vergunning kan beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.
3 Onverminderd artikel 10, tweede en derde lid, kunnen bij gemeentelijke verordening als bedoeld in het eerste lid, aanvullend aan hetgeen is geregeld bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet eisen worden gesteld aan de minimumvloeroppervlakte van een slijtlokaliteit of horecalokaliteit.

Artikel 25b 1 Bij gemeentelijke verordening kan worden verboden dat in horecalokaliteiten en op terrassen bezoekers worden toegelaten beneden een bij die verordening te bepalen leeftijd welke echter niet hoger mag zijn dan 21 jaar.
2 Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat:
a. het verbod slechts geldt voor horecalokaliteiten en terrassen van een bij die verordening aangewezen aard, in bij die verordening aangewezen delen van de gemeente of voor een bij die verordening aangewezen tijdsruimte;
b. de leeftijd van degene die wenst te worden toegelaten, wordt vastgesteld op de in artikel 20, tweede lid, bedoelde wijze.

Artikel 25c 1 Bij gemeentelijke verordening kan het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank in of vanuit locaties als bedoeld in artikel 18, tweede lid, of artikel 19, tweede lid, onder a, worden verboden of aan beperkingen worden onderworpen. Een dergelijk verbod of beperking heeft slechts betrekking op een beperkte tijdsruimte.
2 Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat het verbod slechts geldt in bij die verordening aangewezen delen van de gemeente.

Artikel 25d 1 Bij gemeentelijke verordening kan ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde worden verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
2 Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat het verbod slechts geldt voor aanbiedingen en verstrekkingen van een bij die verordening aangewezen aard of in bij die verordening aangewezen delen van de gemeente.

Artikel 25e Bij gemeentelijke verordening kan met inachtneming van artikel 3, eerste lid, van de Winkeltijdenwet vrijstelling worden verleend van het in artikel 3, eerste lid, ten aanzien van het horecabedrijf vervatte verbod en het in artikel 14, eerste lid, vervatte verbod ten behoeve van proeverijen in slijtlokaliteiten buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteiten regulier zijn opengesteld. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld waaraan een proeverij moet voldoen.

Artikel 25f 1 Bij gemeentelijke verordening kan, in geval van ernstige aantasting van de openbare orde, de leefomgeving of de volksgezondheid, een gebied worden aangewezen als alcoholoverlastgebied.
2 Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat in dit aangewezen alcoholoverlastgebied:
a. het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank in of vanuit locaties als bedoeld in artikel 18, tweede lid, of artikel 19, tweede lid, onder a, wordt verboden of aan beperkingen worden onderworpen;
b. in aanvulling op artikel 27, gronden gelden waarop de burgemeester een vergunning, als bedoeld in artikel 3, kan weigeren; of
c. verboden of beperkingen kunnen worden opgelegd als bedoeld in de artikelen 25a, 25b, en 25d.

Artikel 25g 1 Bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat op vervoermiddelen die bestemd zijn voor het vervoer van personen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, een medewerker aanwezig is die voldoet aan de eis gesteld in artikel 8, derde lid.
2 Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat deze verplichting slechts geldt voor vervoermiddelen van bij die verordening aangewezen aard, in bij die verordening aangewezen delen van de gemeente of voor een bij die verordening aangewezen tijdsruimte.
3 De burgemeester doet een melding aan Onze Minister als een zodanige verordening is vastgesteld.