Alcoholwet


§ 2

Algemene bepalingen

Artikel 2 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de volksgezondheid regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van reclame voor alcoholhoudende drank, de doelgroepen waarop zodanige reclame is gericht, alsmede de tijd en wijze waarop en de plaats waar reclame wordt gemaakt. Deze regels kunnen verboden, beperkingen van en voorschriften ten aanzien van reclameuitingen bevatten. In de maatregel wordt een overgangsregeling getroffen ten aanzien van reclameuitingen die reeds waren geopenbaard op het tijdstip van inwerkingtreding van die maatregel.
2 Het is verboden voor alcoholhoudende drank reclame te maken, welke niet voldoet aan de krachtens het eerste lid gestelde regels.
3 Het in het tweede lid genoemde verbod geldt niet ten aanzien van reclameuitingen voor alcoholhoudende drank, waarin met betrekking tot die drank slechts aanduidingen voorkomen betreffende merk, soort en prijs alsmede de plaats waar die drank wordt verstrekt.
4 Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 2a 1 Het is verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank aan te bieden of te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van een maand of korter lager is dan 75% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd.
2 Het is verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank aan te bieden of te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse waarbij de indruk wordt gewekt dat de prijs lager is dan 75% van de prijs die gewoonlijk wordt gevraagd.

Artikel 3 1 Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.
2 Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de aanvraag van een vergunning als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3a Vervallen

Artikel 3b Vervallen

Artikel 3c Vervallen

Artikel 4 1 Bij gemeentelijke verordening worden ter voorkoming van oneerlijke mededinging regels gesteld waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank.
2 Bij zodanige verordening is het de gemeente toegestaan rekening te houden met de aard van de paracommerciële rechtspersoon.
3 De in het eerste lid bedoelde regels hebben in elk geval betrekking op de volgende onderwerpen:
a. de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt;
b. in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;
c. in de inrichting te houden bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.
4 De burgemeester kan met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen ontheffing verlenen van de bij of krachtens dit artikel gestelde regels.
5 De ontheffing, of een afschrift daarvan, is in de inrichting aanwezig.
6 Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het vierde lid.

Artikel 5 Vervallen

Artikel 5a Vervallen

Artikel 6 Op de voorbereiding van een beslissing tot verlening van een vergunning op grond van artikel 3 voor het horecabedrijf aan een paracommerciële rechtspersoon is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 7 1 Een vergunning is vereist voor iedere inrichting.
2 Geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van het horecabedrijf of slijtersbedrijf anders dan in een inrichting.
3 Indien een terras onderdeel is van een inrichting, die onderdeel uitmaakt van een winkel wordt slechts een vergunning ten aanzien van het terras verleend, indien dit onmiddellijk aansluit aan een horecalokaliteit. Voor de overige terrassen wordt slechts vergunning verleend, indien zij in de onmiddellijke nabijheid van een horecalokaliteit zijn gelegen.

Artikel 8 1 Leidinggevenden van het horecabedrijf en het slijtersbedrijf voldoen aan de volgende eisen:
a. zij hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt;
b. zij zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;
c. zij mogen niet onder curatele staan.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden naast de in het eerste lid gestelde eisen andere eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag van leidinggevenden gesteld en kan de in dat lid, onder b, gestelde eis nader worden omschreven.
3 Leidinggevenden beschikken tevens over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne en zijn ingeschreven in het Register sociale hygiëne, genoemd in artikel 11c.
4 De in het derde lid gestelde eis geldt niet voor leidinggevenden voor wier rekening en risico het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, indien die leidinggevenden geen bemoeienis hebben met de bedrijfsvoering of de exploitatie van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf waarvoor vergunning wordt gevraagd of is verkregen en de vergunninghouder dit in een schriftelijke verklaring bevestigt.
5 Indien een paracommerciële rechtspersoon het horecabedrijf uitoefent, voldoen ten minste twee leidinggevenden aan de bij of krachtens dit artikel gestelde eisen.

Artikel 9 1 Het bestuur van een paracommerciële rechtspersoon stelt voor het verkrijgen van een vergunning tot uitoefening van het horecabedrijf een reglement vast dat waarborgt dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting vanuit het oogpunt van sociale hygiëne op verantwoorde wijze geschiedt.
2 In het reglement wordt vastgelegd:
a. welke kwalificatienormen worden gesteld aan de voorlichtingsinstructie op het gebied van sociale hygiëne die barvrijwilligers krijgen om te kunnen voldoen aan de eis gesteld in artikel 24, tweede lid onder c;
b. de wijze waarop door of namens het bestuur wordt toegezien op de naleving van het reglement.
3 De paracommerciële rechtspersoon houdt een registratie bij van de barvrijwilligers die de in het tweede lid bedoelde voorlichtingsinstructie hebben gekregen. Deze registratie of een afschrift daarvan is in de inrichting aanwezig.
4 Het reglement of een afschrift daarvan, is in de inrichting aanwezig.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van het reglement.

Artikel 10 1 Een slijtlokaliteit staat niet rechtstreeks in verbinding met een neringruimte.
2 Een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, heeft ten minste één horecalokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 35 m2. De burgemeester kan besluiten af te wijken van de eerste zin, indien er sprake is van een lokaliteit die is gevestigd in een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.
3 Een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend heeft ten minste één slijtlokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 15 m2.
4 Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld aan de minimale verbindingsruimte tussen een slijtlokaliteit en een neringruimte.
5 De bij of krachtens dit artikel gestelde eisen gelden in aanvulling op hetgeen is geregeld bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet.

Artikel 11 Een krachtens artikel 3 verleende vergunning geldt ten aanzien van het verstrekken van alcoholhoudende drank niet voor andere gedeelten van de openbare weg dan die, waar dat verstrekken door de burgemeester uitdrukkelijk is toegestaan.